Een raadselachtige vondst 1 t/m 13
In onze familie vieren we sinds jaar en dag het aloude sinterklaasfeest op traditionele wijze. Het schonezetten voor de kleintjes en later de pakjesmiddag voor ons allemaal, compleet met een rijm op elk pakje.
Afgelopen december vierden we het bij ons, opa en oma. Tegen de middag druppelden de gezinnen binnen. Een paar kleinkinderen als feestelijke pieten verkleed. Na de eenvoudige lunch was het wachten op en of de goedheiligman ons ook dit jaar weer zou konen verrassen. De kleintjes begonnen vast liedjes te zingen om het wachten te kunnen vergeten. En al gauw zaten we met z’n allen uit volle borst sinterklaasliederen te zingen. Net brachten we het lied ‘hoor wie klopt daar kinderen’ ten gehore toen er keihard op de voordeur werd gebonsd, voetstappen renden weg. Opa ging kijken wat er aan de hand was. Hij opende de deur en riep ‘ ooh ; kom me eens helpen, dit kan ik niet alleen!’ We stormden naar buiten. En daar stond het. Een grote mand boordevol pakjes. We sleepten onze schat naar binnen, de huiskamer in.
Het feest kon beginnen. Om de beurt kregen we een pakje met een gedicht erop. Eerst mocht de kleinste, dat is Rosa. Zij kan nog niet lezen, dat deed haar pappa. Rosa kreeg een spil. Het was een nieuw spel met een dodo ei. Niemand had het ooit gespeeld.
Een dodo was een soort van vogel.
Maar vliegen kon hij niet.
Z’n buik was ronder dan een kogel
Wat je bij vogels zelden ziet.
De dodo woonde op een eiland.
Heel ver bij ons vandaan.
Een Hollands schip is daar gestrand
Matrozen zijn aan land gegaan.
Daar schoten ze voor hun plezier
Op waggelende dodo’s
Die zijn nu doder dan een pier.
Met dank aan al die klojo's.
Gelukkig vond men nog een ei.
Maar de moeder was er niet,
Zoals je in dit spelletje ziet.
Zoek een moeder voor dit ei,
Dan komt er weer een dodo bij.
Uit nieuwsgierigheid begonnen we met elkaar dit vreemde spel te spelen.
En toen? En toen…ja. Toen gebeurde er iets eigenaardigs:
Het spel ging een eigen leven leiden.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 2
Het was voorjaar. De trekvogels kwamen terug van de warme landen om in de uiterwaarden bij Beuningen neer te strijken, ze kenden deze plek nog van het vorige jaar.
Ineens krioelden wel honderd ganzen in het open veld door elkaar. Ze waggelden om en langs elkaar heen op zoek naar hun liefje. Ook Ansor en Giselle zochten elkaar. ‘Ha, ben je daar?’ Ze stoven op elkaar af en snavelden hartstochtelijk. Het was paartijd. Er moest een nest gebouwd worden.
IJverig verzamelden ze allerlei plantenresten, stengels en bladeren. Toen gooiden ze alles op een grote hoop op de plek die ze uitgekozen hadden. Daar vormden ze een rond nest met een prettige holte om eieren in te leggen. Na grondige inspectie nestelde Giselle zich erop. Het was haar taak om iedere dag een ei te leggen. Elke ochtend gakte ze een barenskreet en perste er een ei uit. Het vroeg haar volle aandacht en ze vatte haar taak serieus op.
Ansor bracht geregeld wat te eten. De zesde dag gebeurde er iets vreemds. Ze had dorst en moest even wat drinken. Daarom verliet ze haar nest, dribbelde naar de waterkant en dronk. Direct waggelde ze terug naar haar eieren om verder te gaan met haar werk. Ze kwam aan keek en schrok ‘Ohh wat vreselijk? Er ligt een monster in mijn nest.
Ansor kwam erbij ‘ allemachtig, wat een joekel!’ Riep hij. ‘ Heb jij dat gelegd?’ ‘ Ik? Wat denk je wel.’ Woedend stapte ze naar het nest. Pakte het grote zwarte ronde ding en rolde het uit haar nest. Beiden stonden er verslagen bij. Wat zou het zijn? Andere ganzen kwamen nieuwsgierig dichterbij. ‘ Het is vast van de koekoek’, zei de een. ‘ Die stiekeme vogel zoekt altijd een kant-en-klaar nest.’ En een ander wist ‘ ja en dan laten ze het een ander uitbroeden'. ‘Wat een luiaards.’ Zo kakelden ze door elkaar.
Burgemeester Ransuil hoorde de ganzendrukte en kwam kijken wat er aan de hand was. ‘Hier moet onderzoek naar gedaan worden’. Hij riep Ra de raaf bij zich. ‘Ra, ik heb een opdracht voor je. Inspecteer dit vreemde verschijnsel. Wat denk jij wat het is?’ De raaf bekeek het ding van alle kanten.
Toen kraste hij ‘nee, het is te groot voor een koekoeksei.’ ‘Ik vraag me af of het van de struisvogel is.’ ‘Maar hier leeft de struisvogel niet’ zuchtte de burgemeester. ‘Jawel, hoor. In de dierentuin.’ Dit zei Heron de reiger. Hij kende de wijde omgeving. Ransuil nam een besluit. ‘Ra, mijn trouwe boodschapper. Vlieg naar de dierentuin en zoek de struisvogel. Vraag haar of ze per ongeluk hier een ei heeft gelegd’. Ra vloog onmiddellijk weg naar de dierentuin, zocht de struisvogel en bracht de boodschap over. Even bleef het stil, maar toen barstte struis in lachen uit. ‘Niks hoor. En weet je wel hoe een ei van mij eruit ziet.’ Ze liet de raaf naar haar eieren kijken. Nee het klopte, deze eieren waren anders dan die grote bol in het ganzennest.
Maar de struisvogel was vriendelijk, ze opperde ‘ vraag het maar aan Aldebra, de oude reuzenschildpad. Hij weet veel over eieren.’ Aldebra was gauw gevonden. Ra legde z’n probleem voor en de oude schildpad dacht na. Dat deed hij onder z’n schild. Na een poosje stak hij z’n kop weer onder z’n schild vandaan en vroeg ‘hoe ziet het ding eruit.’ Ra vertelde wat hij gezien had. ‘Uh uh’ ik heb een vermoeden, misschien weet ik het. Maar ik zal het eerst zelf moeten zien of mijn vermoeden juist is.’ Ra keek bedenkelijk ‘ik kan het u onmogelijk brengen.’ Ze zaten een poosje zwijgend tegenover elkaar. ‘Daar is dan niets aan te doen’, zuchtte Aldebra. ‘Tja, zei de raaf.
Maar toen kreeg hij een idee en begon te vertellen over de verwarring bij de ganzen en hoe boos Giselle het vreemde lelijke zwarte ding uit haar nest had gekieperd.’ En ze wil er absoluut niet op zitten’, besloot hij. Aldebra had aandachtig geluisterd. Toen deed hij een voorstel ‘wijs me de weg, ga boven me vliegen, dan loop ik met je mee’. Ra wist niet helemaal zeker of dit z’n opdracht was, maar was zelf ook wel nieuwsgierig naar wat de schildpad over dat zogenaamde ei te vertellen had. Zo gingen ze samen op weg.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 3
Voor de raaf was de afstand van de dierentuin naar de uiterwaarden in Beuningen een fluitje van een cent. Maar voor de oude schildpad was het een stevige wandeling. Het liep al tegen de middag toen ze aankwamen bij de ganzendrukte rondom het nest van Giselle.
Aldebra zag hoe het verschopte ei op de kale grond lag. De ganzen keken nieuwsgierig naar het dier wat hier zomaar was aan komen lopen. Zo’n vreemd wezen hadden ze nog nooit gezien. Giselle zat er onverschillig bij. Als dat rare beest maar niet dacht dat zij ooit op die akelige bol zou gaan zitten. Aldebra bestudeerde zorgvuldig het verstoten ei van alle kanten. Iedereen wachtte in spanning af over wat hij zou gaan zeggen.
Hij begon ‘ik ben oud, misschien wel tweehonderd jaar, ik weet het niet precies. Maar ik herinner me dat ik in mijn jeugd wel zo’n ei heb gezien. Het moet van het eiland Mauritius komen, waar ik geboren ben. Wees er maar heel zuinig op, want het is een ei van de dodo’. ‘Wat is een dodo?’ Nu dromden ze om de schildpad heen. ‘Een dodo is een grote vogel met een dikke buik, een korte staart en kleine vleugeltjes. Hij is vriendelijk, houdt van gezelligheid en kan niet vliegen’. Langzaam drong het tot Giselle door wat de oude schildpad verteld had? ‘Maar hoe komt zo’n ei dan helemaal hier?’ Maar dat wist Aldebra niet. Ook de burgemeester had zitten luisteren en vroeg ‘als een dodo niet kan vliegen wil dat dan zeggen dat hij dan hier in de uiterwaarden blijft?’ ‘Dat klopt mijn waarde’. En Aldebra voegde daaraan toe ‘ik zou hier ook wel willen blijven’. Ransuil trok een bedenkelijke kop. ‘Ik, als burgemeester moet hier de orde bewaren. Ik kan alleen vredelievende dieren toelaten. Bent u dat?’ ‘Komt in orde baas’.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 4
Nadat Aldebra de burgemeester verzekerd had dat hij niet iemand was die problemen zou geven, keek hij naar Giselle en zei ‘als het u lukt om dit bijzonder kostbare ei uit te broeden dan redt u het voortbestaan van de dodo. Misschien kunt u wat vriendelijker denken over dit eenzame ei’. Giselle was stomverbaasd. Wat een vraag. Maar Ansor liet het er niet bij zitten. ‘We zullen het nest opnieuw opmaken, zodat je behaaglijker zit. En Aldebra voegde daaraan toe ‘het is een bijzonder voorrecht om het voortbestaan van deze exotische vogel te mogen redden’. Toen veranderde er iets in de houding van Giselle.
Ze rechtte haar hals en het drong tot haar door wat dit alles betekende. Plots voelde ze zich trots op haar broedkracht. Giselle legde weer iedere dag een ei tot het er tien waren. Ze volharden het broeden tot haar eieren begonnen te breken en tien donzige kuikentjes tevoorschijn kwamen. Ze stapte van haar nest en samen met Ansor bewonderde ze het kleine grut. Maar het dodo ei lag er nog onbewogen bij. ‘Hoe lang moet ik daar nog op zitten?’vroeg ze aan Aldebra. Maar dat wist hij niet. Maar toch ging ze weer zitten. ‘Nu ik eenmaal begonnen ben, wil ik het ook afmaken’. Maar Ansor had zitten denken en kwam met een heel slimme opmerking. ‘Je hebt niets aan, maar 1 dodo om een heel volk te redden’. Daar had nog niemand aan gedacht. ‘Aldebra u bent op Mauritius geboren zei u’ zei de burgemeester. En ‘kunt u daar naar teruggaan om meer eieren te zoeken?’ Maar Aldebra wist niet hoe hij in de dierentuin terecht gekomen was. Hij kende alleen de weg van hier naar de dierentuin terug.
Maar nu iedereen zover gekomen was wilde niemand dat het bij, maar 1 dodo zou blijven. ‘Weet iemand hoeveel eieren er nodig zijn om een volk te maken?’ Dat wist niemand.
Tot ineens Giselle zei ‘ik ben een vrouwtje en ik heb Ansor het mannetje nodig om in mijn eieren kinderen te laten groeien.’ Toen zei de burgemeester ‘het blijft een gok natuurlijk, maar ik denk dat 5 eieren genoeg moeten zijn’. 5 eieren, dan moeten we nog aan 4 zien te komen. Iedereen keek naar Aldebra. Hij schuifelde ongemakkelijk heen en weer en zei niets. Daarom nam de burgemeester het heft in handen. ‘U vertelde dat u op het eiland Mauritius bent geboren en daar deze eieren hebt gezien. Ga terug naar de dierentuin, overleg met uw vrienden en familie en onderzoek of er iemand kans ziet om naar het eiland te gaan om eieren te zoeken. U wilt graag hier wonen en dat kan nadat uw missie geslaagd is.’ Weer keken ze allemaal naar de schildpad en tot hun grote verbazing riep hij ‘ joepie, een grote reis, ik doe het!’ Daar had hij zin in na al die jaren in de dierentuin. Aldebra ging direct op pad.
Hoe lang hij zou wegblijven wist niemand, zelfs niet of hij ooit terug zou komen.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 5
Aldebra de reuzenschildpad had de ganzenkolonie verlaten en nu zat Giselle te broeden op het dodo ei. Ze klaagde niet meer. Hoe ongemakkelijk het zitten ook was, ze hield vol en als een andere gans zei dat ze het zielig vond, gakte Giselle ‘ zielig?’ En ze liet zich niet van de wijs maken. Ze zat en ze zat, geduldig zat ze dag in dag uit op het grote dodo ei. Giselle werd mager. Giselle werd dromerig van het stille zitten. Anderen vroegen zich af of het wel goed met haar ging. Hoe lang kon ze dit nog volhouden.
En het kon nog wel weken duren voordat de reuzenschildpad terug gekomen was. Maar Giselle gaf het niet op. Zij zou de dodo moeder worden. Ze droomde van haar komende kind. Hoe zou het er uitzien en spelen en voelen en wat moest het eten. De tijd verstreek.
Op een ochtend begon de koekoek te roepen. Telkens riep hij hetzelfde ‘ dodo, dodo, doodo en zo ging het maar door. Giselle luisterde. Ineems begreep ze wat koekoek bedoelde. Er gebeurde iets onder haar buik. Het ei barstte. Een jonge dodo had de roep van koekoek gehoord en wist dat het tijd was om tevoorschijn te komen. Giselle stapte opzij. Ansor kwam naast haar staan. Daar was hij, een schattige grote pikzwarte vogel met een dikke buik. Ineens waren ze omringd door alle andere ganzen. Iedereen wilde de dodo zien . Het gakte er op los. Enkelen begonnen te klapwieken. Anderen wilden de dodo aanraken. De jonge gansjes van Giselle juichten ‘ hoi hoi! We hebben een grote broer’. Met z’n allen maakten ze zo’n herrie dat hun gejoel tot aan de dijk te horen was. Paarden en koeien werden nieuwsgierig. En het duurde niet lang of iedereen vierde feest omdat er een dodo geboren was.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 6
Zo hard hij kon liep de reuzenschildpad terug naar de dierentuin. Hij haastte zich naar het schildpaddenverblijf en viel met de deur in huis. Aldebra vertelde over de opwinding bij de ganzen in de uiterwaarden en dat de burgemeester hem opdracht had gegeven om nog 4 dodo eieren te gaan zoeken op het eiland Mauritis.
Hij zei erbij dat hij het saai vond in de dierentuin en verlangde naar avontuur. ‘Wie wil er met me mee?’ Z'n familie en vrienden waren te verbaasd om te weten of ze er ook zin in hadden. Met z’n allen staken ze de koppen bij elkaar en alle voor en tegens werden besproken. En ja, ze kregen er steeds meer zin in. Maar niemand wist de weg naar dat mysterieuze eiland waar ze vandaan kwamen. Zo zaten ze te smoezen. Een oppasser kwam langs en zag dat er iets bijzonders was, hij kende ze goed en nooit zaten ze zo serieus bij elkaar. ‘ Wat is er aan de hand?’ Vroeg hij. En toen vertelde Aldebra het hele verhaal aan hem. Ook zei hij dat hij heimwee had naar z’n geboortegrond en graag de opdracht van de burgemeester wilde aanvaarden. Hier moest de oppasser over nadenken. Vlug zei de schildpad nog ‘en ik kan wel een verzetje gebruiken’. Toch kon de oppasser niet zomaar beslissen natuurlijk, dat begrepen de dieren wel. ‘Maar ik ga het aan mijn baas vragen.’ Zei hij en vertrok. De dieren zaten in spanning af te wachten. Het duurde lang voordat de oppasser terugkwam met nieuws. Maar eindelijk was hij weer terug. ‘
Jullie hebben geluk. Er ligt net een plan om reuzenschildpadden naar Mauritius te brengen want er zijn er daar te weinig em men is bang dat ze uitsterven. De baas wil zelf de reis begeleiden. En toevallig ligt er net een schip klaar in de haven van Rotterdam. Jullie vertrekken over een uur. Daar schrok Aldebra wel erg van en vroeg' maar ik heb opdracht dodo eieren te zoeken om naar de uiterwaarden te brengen. Hoe kom ik weer terug? Maar de oppasser stelde hem gerust. Ze hadden uit alle dierentuinen reuzenschildpadden verzameld om naar het eiland te verhuizen en de baas zou persoonlijk ervoor zorgen dat hij hier in de dierentuin teruggebracht zou worden. ‘Je hebt een veel te belangrijke taak Aldebra. Want het is een fantastisch plan om de dodo’s te redden.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 7
Een uur later stond de groep schildpadden klaar om op reis te gaan. Ze werden door de dierentuinbaas begeleid naar de haven van Rotterdam waar een schip klaar lag om het zeegat uit te varen. Zodra de dieren aan boord gebracht waren stak het schip van wal. De grote reis was begonnen. Aldebra maakte hier en daar een praatje. Zo ook met de dierentuinbaas. Hij hoorde veel over het eiland waar hij geboren was, maar er veel van vergeten was. Het was een lange reis.
Maar toen ze dan eindelijk de haven van Mauritius binnen voeren en van boord gingen kon de zoektocht beginnen. Maar waar moesten ze zoeken? Ze wisten het niet. Het was een mooi eiland met bossen, rivieren en bergen. Ze gingen op pad, zochten overal.
Toen belandden ze in een grot. ‘ooh,!’ Hier waren ze voor gekomen. Achterin tegen de grotwand zagen ze het. Op een bedje van bladeren lagen eieren. ‘zijn dit dodo eieren?’ Aldebra riep uitgelaten ‘Hoera!’ Hij herkende deze eieren. Er lagen wel tien prachtige eieren in het oude dodonest. Maar nu. Hoe kregen ze deze kostbare lading aan boord.
Er moesten vier eieren gedragen worden. Vier dragers werden uitgezocht. Ieder van hen stopte een ei onder z’n schild en als een echte expeditie trokken ze achter elkaar aan door de jungle naar de haven. Daar werden ze als moedige dieren door de kapitein welkom geheten. De terugreis ging voor de wind. En toen ze door de dierentuinbaas naar het schildpaddenverblijf terug gebracht waren werden ze door familie en vrienden als helden begroet.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 8
Nadat de oude reuzenschildpad Aldebra uitgerust was van de lange reis wilde hij zo snel mogelijk z’n missie afmaken en vertrok naar de ganzenkolonie om daar z’n dodo ei af te leveren.`
Het dodo-ei wat Aldebra meegenomen had, werd aan alle kanten bewonderd. Maar er was geen gans die nog zin had om weer te gaan zitten broeden. Daar waren ze net mee klaar. ‘ Ba’, zei Giselle, ik heb stijve poten en moet naar mijn kuikens.’ En een ander mopperde ‘wat heb je eraan, je hebt maar 1 ei meegenomen, je weet helemaal niet of er een man of een vrouw in zit’. Dat was waar. Aldebra schaamde zich. Hij had er niet aan gedacht om de andere eieren hier te krijgen. Burgemeester Ransuil kwam erbij. ‘ Ben je voor dat ene ei helemaal naar Mauritius gegaan?’ Toen flapte Aldebra eruit ‘ we hadden er vier.’. Ransuil kreeg een idee.’waar zijn dan die andere drie?’’ Ik kan maar 1 ei onder mijn schild meedragen.
Mijn drie vrienden die me hielpen hebben er ook elk 1. Ze zijn in de dierentuin gebleven’ ‘juist ja,’, zei de burgemeester en hij riep zijn trouwe boodschapper Ra de raaf bij hem. ‘ Ra, ik heb een opdracht voor je. Vlieg naar de dierentuin en zoek de drie schildpadden met hun dodo ei. Vraag of ze het onverwijld hier brengen. Jij kent de route, wees een gids.’ Ra vloog weg en de anderen wachtten in spanning af wanneer ze de schildpadden zagen komen. ‘ En dan? Wie wil er dan wel broeden. Weer kwam de burgemeester met een idee. Ze moesten rondgaan langs de hele ganzenkolonie en uitzoeken of er ergens een broedsel mislukt was. Deze gans zou het misschien nog een keer willen doen.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 9
Ra de raaf vloog regelrecht naar het schildpaddenverblijf in de dierentuin. Daar vertelde hij dat de vier eieren ook nog naar de ganzenkolonie gedragen moesten worden. ‘ Ik zal jullie de weg wijzen en boven jullie vliegen’. ‘ We zijn nog maar net thuis Ra en nu moeten we weer op reis?’ Het kostte de raaf heel wat tijd om de dragers van de eieren zover te krijgen dat ze weer op weg wilden gaan. Maar toen hij vertelde hoe prachtig die ene dodo was die er al rondliep werden ze nieuwsgierig . Ze stopten hun dodo ei onder hun schild en weer leek het op de expeditie in de junglen.
Maar nu wandelden ze langs wegen en paden tot ze bij de ganzenkolonie aankwamen. Daar werden ze met luid vleugelgeklapper begroet. De eieren werden in het nest bij het ene eenzame ei gelegd. Toen moest er een vrijwilliger gezocht worden. ‘ Ik doe het’, Giselle was de eerste die het zei. ‘ Ik heb ervaring’. ‘Kijk eens naar mijn eerste dodootje’. Dat hadden de nieuwkomers nog niet gezien. Nu werd de jonge dodo van alle kanten bewonderd en Giselle fluisterde ‘je krijgt er straks nog meer broertjes en zusjes bij hoor’. Hierna nam ze als de grote dodomoeder plaats op het nest, schikte, haar veren en begon behaaglijk en tevreden te broeden.
Giselle zat en zat, ze hield vol, hoe stijf ze ook werd. Het was haar belangrijke taak geworden om het dodovolk te reden. Na weken van broeden, ze was te tellen allang kwijt, brak het eerste ei, en het duurde niet lang of alle eieren lagen opengebroken in het nest en waren er weer jonge dodo’s geboren. Iedereen kwam kijken en bewonderen. Maar Giselle was uitgeput. Ze sliep. ‘Laat haar eerst maar eens uitrusten’, zei Ansor. Toen lieten ze haar met rust. Maar het nieuws over Giselle, de oermoeder der dodo’s verspreidde zich als een lopend vuurtje door de uiterwaarden. De jonge ganzen en de jonge dodo’s groeiden met elkaar op, ze speelden en renden. Aldebra, de oude reuzenschildpad bleef. Hij liet soms een jonge dodo op z’n rug klimmen en wandelde dan langs het water van de Waal.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 10
De magische zomer was voorbij, maar het verhaal gaat de herfst in. De herfststormen raasden met slagregens over het land. De uiterwaarden bij Beuningen, waar de dieren woonden liep onder water. Woeste golven en bruisende stromen kwamen uit Duitsland. Het water stond bijna tegen de dijk. Paarden en runderen waren weggeleid naar hun stallen. De ganzen hadden er geen last van, maar wat moesten hu de jonge dodo’s doen,. Ze konden niet zwemmen en niet vliegen. Er was geen boer die zich bekommerde om die vreemde nieuwelingen. En Aldebra? Ja, hij kon wel een beetje zwemmen, maar niet heel erg goed. Ransuil zat hoog in z’n boom en zag de moeilijkheden . Maar wat kon hij eraan doen? Op dat moment kwam net Ra de raaf langs en hij zag de diepe denkrimpel bij z’n baas. Ransuil zag de raad en vroeg ‘heb je nieuws Ra?’. Ja, ze kenden elkaar goed . Ra had inderdaad iets nieuws te vertellen. ‘Ik kom net terug van de kust baas. Daar zag ik een dier wat aangespoeld was. Het dier lijkt sprekend op onze reuzenschildpad Aldebra, maar deze kan zwemmen. Ransuil zag z’n kams. ‘Ra mijn trouwe boodschapper. Vlieg zo snel als je kunt terug naar de zee en vertel over de noodsituatie van de dodo’s hier. Vraag het dier hiernaar toe te zwemmen om Aldebra te helpen bij het redden van onze jonge dodo’s. Onmiddellijk vertrok de raaf weer naar de kust. Toen hij het dier zag streek hij neer en vroeg ‘ wie bent u en hebt u familie hier?’ ‘ Ach’ zei het dier. ‘Ik ben verdwaald en kom van de overkant van deze oceaan . Ik ben een zeeschildpad en weet niet of hier familie van mij woont’. Ra begreep direct wat hij moest doen. Hij vertelde hoe in de uiterwaarden dieren in nood waren vanwege het hoge water. ‘U zou deze dieren kunnen redden.’ Ze spraken af dat de zeeschildpad tegen de stroom van de rivier op tot aan Beuningen zou zwemmen. ‘Ik vlieg boven u en zal u de weg wijzen.’ Ze gingen op weg. De zeeschildpad was nieuwsgierig naar z’n familielid de reuzenschildpad. Over dodo’s had hij nooit horen vertellen. Toen zwegen ze, want het was nog een hele tocht. Als ze maar op tijd zouden zijn, daar ging het om.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 11
Pijlsnel schoot de zeeschildpad door het water van de grote rivier. Ra de raaf bleef boven hem vliegen ‘deze rivier heet de Waal. Blijft u maar door zwemmen. Tas als ik neerstrijk, ziet u waar u moet zijn.’ Meer had hij niet gezegd en de schildpad ging onverdroten verder. Hij moest tegen de stroom in zwemmen. Heel anders dan waar hij vandaan kwam. In de oceaan had hij zich lekker laten meedrijven met de grote golfstroom. Hij dacht na. Wat zou het voor familielid zijn waar de raaf over gesproken had. En wat zijn dodo’s. En waarom moesten ze gered worden. Konden ze dan zelf niet zwemmen? Vreemd. Hij werd steeds nieuwsgieriger. Maar toen zag hij dat de raaf ging landen in een boom naast de rivier. Hier moet het zijn. Hij zwom naar de kant. Nou ja, er was eigenlijk geen kant. Maar ineens zag hij iets wat zo gek was dat hij niet zeker wist of het echt was. Hij zag een schild boven water, het leek op z’n eigen schild. Zou dat z’n familielid zijn? Maar op dat schild stonden op een kluitje 5 grote zwarte vogels met een dikke buik. Ze leken bang te zijn want ze stonden te bibberen. ‘Help” riep de zg schildpad vanonder de vogels . Natuurlijk wilde de zeeschildpad helpen en zo snel hij kon, zwom hij naar het hulpgroep toe. Aldebra was moe van het zwemmen met de dodo’s op z’n schild. ‘ ‘ ik kom je helpen. Ik ben Koelewijn de zeeschildpad. Collewijn liet de dodo’s een voor een overstappen. Aldebra voelde hoe licht hij werd en wat was hij blij dat z’n vrienden gered werden. ‘Ik woon hier sinds kort. Mijn naam is Aldebra de reuzenschildpad. Wil je de dodo’s naar de dijk zwemmen?’ Voor Collewijn was het niet moeilijk om aan dat verzoek te voldoen. Voorzichtig legde hij aan tegen de dijk en liet de vogels afstappen. Opgelucht stonden ze bovenop de dijk na hun angstig avontuur. Ra de raaf kwam erbij en ook de burgemeester nam een kijkje. ‘ En nu maar wachten tot het water weer gaat zakken.’besloot hij.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 12
Onwennig stonden de dodo’s op de dijk. Collewijn was weg gezwommen. Hij maakte een praatje met Aldebra. Aldebra bleek een oudoom te zij. En Ra de raaf was ook weer weggevlogen. Alleen de burgemeester was bij de jonge vogels blijven staan. Ze wisten niet zo goed wat ze moesten doen. Het water van de rivier leek een eindeloze vlakte, hele boomstronken dreven langs, afgebroken takken waren door de wilde stromingen mee gesleurd. De dag duurde lang en waar was hun moeder. Toen het donker werd huiverden ze en werden bang. Ze zakten door de poten om te gaan slapen. Maar slapen konden ze niet. De dodo’s piepten zacht. Ransuil kreeg medelijden en probeerde ze te troosten ‘ach lieve jonge nieuwelingen. Jullie moeder komt vanzelf weer terug als het voorjaar is’. Maar hierop begonnen de dodo’s klaaglijk te jammeren. Hun klacht galmde over de uiterwaard. Ransuil riep Ra de raaf. ‘Ra mijn trouwe boodschapper. Zoek een oude schuur of afdak en wijs deze arme drommels de weg.’ ‘ Komt in ode, morgenochtend baas.’ ‘Wat? Morgen? Nu! Zeg ik je.’ Maar de raaf zei ‘nee baas, ik ben een vrije vogel en heb mijn rust nodig’, en hij vloog naar de eerste de beste boom, zakte in op een tak en met zijn snavel in de veren gestoken dommelde hij weg. Ransuil riep nog ‘ maar dit is klinkklare burgerlijke ongehoorzaamheid, maar dat hoorde de raaf niet meer. De burgemeester zuchtte ‘ dit is nog nooit gebeurd. Altijd kon ik op hem aan’. Hier zat hij over na te denken toen hij geschuifel hoorde. Hij keek om. ‘ Ik hoor dat er problemen zij’, zei graaf Das die op z’n korte pootjes aan kwam scharrelen. Hij had de jammerklacht gehoord. Hij vroeg niet om uitleg en zei ‘ mijn burcht is onder water gelopen, ik kom ook hier op de dijk om op te drogen.’ De graaf keek naar het zielige hoopje vogels en, toen zei hij ‘ik graaf wel even een hol hier in de dijk voor jullie’. Direct ging hij aan de slag. Pollen gras en kluiten aarde werden in het water geworpen . De korte sterke voorpoten groeven een flink hol in de dijk. ‘Klaar’ zei de das, ‘ga maar naar binnen.’ De burgemeester keek geschrokken toe. Hij mompelde ‘levensgevaarlijk. En bovendien is dit ten strengste verboden. Niemand luisterde nog naar hem. De dodo’s stapten naar binnen, ze waren blij niet meer in dat vreselijke weer op die kale dijk te hoeven staan. De nacht duurde lang. Ze begonnen het benauwd te krijgen. ‘Pfaff, kun je wat opzij?’ ‘Je staat op mijn tenen.’ ‘Het stinkt hier, wie heeft er gepoept?’ Hierna zwegen ze een hele poos. Tot er weer gefluisterd werd, ‘voel je dat? De grond beweegt’. Anderen voelden het ook. Ze werden nu pas echt bang. Ineens kwam er een snoetje uit de grond naar boven. ‘Lekker knus hier’, het was Momber de mol. ‘Wat knus, pfff. ‘ Hoe bedoel je’. Hierover delibereerden ze lang. Maar ze konden het niet eens worden. Voor de dodo’s bleef het hol een benauwd gat en ze waren blij toen het eerste licht naar binnen viel. Een voor een wurmden ze zich naar buiten en daar stonden ze weer boven op de dijk. Zoals de raaf had beloofd kwam hij al aangevlogen. Ook de burgemeester stond ze op te wachten. Ra begon. ‘Jullie zijn niet de enigen hoor die voor het water op de vlucht zijn. Kijk daar komen ze al.’ En inderdaad alle holbewoners, konijnen, ratten, muizen en hazen kwamen allemaal bij de dodo’s op de dijk. Plot riep Zoef de haas’ wegwezen. Oversteken! Ren naar het bos Roodslag aan de overkant!’ Zo snel als iedereen maar kon deden ze wat de haas zei. Ze roetsten aan de andere kant de dijk af en in een mum van tijd was iedereen verdwemen en lag de dijk er weer verlaten bij op een paar nakomers na. Stiekem en zo plat mogelijk renden een marter, een hermelijntje en een bunzing over de dijk naar de overkant. Maar in de lucht verschenen een buizerd en een sperwer. Net voordat het hermelijntje in het gras zou verdwijnen deed de sperwer een duikvlucht en vloog met het arme diertje triomfantelijk weg. De dodo’s in het bos zochten beschutting en hadden gelukkig droge poten. ‘Hier blijven we’, besloten ze met elkaar.. ook de dassenfamilie was gevlucht voor het hoge water. Ze waren ternauwernood aan verdrinking ontsnapt toen hun hele burcht werd verwoest door het kolkende water. Mismoedig en druipend zochten ze hun weg in het bos. Zo kwamen ze de jonge dodo’s tegen. Die hadden net een schuilplaats ontdekt. Het was een grote hoop takkenbossen. ‘Kom er maar bij horror’, riepen ze hartelijk. ‘Lekker luchtig hier.’ Maar de dassen gingen daar niet op in. Toen keek iedereen geschrokken omhoog. Daar vloog Ra de raaf. ‘Krasalarm! Kraaa. Alarm krarkra.’ Er moest iets aan de hand zijn op de dij, waar de raaf naartoe vloog. Met z’n allen renden ze terug naar de dijk en klauterden omhoog. De burgemeester stond er al. Zorgelijk begon hij de situatie uit te leggen. ‘ Kijk wat er gebeurd is met het hol waar jullie vannacht waren. Hopeloos. Maar goed dat deze ramp toen niet gebeurde.’ Toen zagen ze het. Een hele ontwortelde boom was door het stromende water in het hol geduwd. ‘Ik zei het al gisteravond. Levensgevaarlijk’. De dassen en de dodo’s waren perplex. Stil stonden ze ernaar te staren. Maar tot hun verbazing sprong ineens met een handige zwaai Castor met z’n prachtige oranje lange voortanden uit het water op de boomstronk. Vrolijk riep hij ‘ ha, wat een mooie klus voor mij. Ja, laat dit werkje maar aan mij over. Ik repareer het wel even’. Hij ging opgetogen aan de slag . Castor knaagde verwoed de takken los en propten het hol er mee vol. Daarna dichtte hij de opening met lange dunne takken. Tegen de avond was hij klaar en de dijk gerepareerd. De bever was de enige die plezier had. Hij had lange tijd niet zoveel te knagen gehad. Andere bevers kwamen hem gezelschap houden. Alles wat met het woeste water was meegesleept, hele ontwortelde bomen, zware kruinen en losse takken werd door de bevers doormidden geknaagd of afgeknaagd tot werkbare delen. Ze bouwden bruggen en dammen en hadden de hele winter werk. En er was nog iemand die profiteerde van alles wat in het water was meegekomen. Dat was Hero de reiger. Zijn menu was gevarieerder dan hij in lange tijd had meegemaakt. Altijd maar die kikkers en rivierkreeften. Hij kreeg nu van alles te pakken zoals malse jonge visjes, en visjes die hij nog nooit geproefd had. Zelfs eens een piepklein visottertje. Hiervan ving hij er ook eentje voor zijn vrouwtje Hermina.
Jozien Bos
Een raadselachtige vondst 13
De dodo’s en de dassenkinderen in het bos trokken met elkaar op. Ze speelden en zwierven op zoek naar avontuur. De winter viel in. Sloten bevroren en op een dag waagden ze zich op het ijs. In een lange sliert gleden dodo’s en dassen over de sloten in het buitengebied. Je zag alleen hun koppen boven de slootkant uitkomen. Zo brachten ze de tijd door, dachten niet meer aan hun moeder en de tijd vloog om.
Het werd weer voorjaar. Op een dag hoorden ze hoog in de lucht het gakken van de wilde ganzen op weg naar de uiterwaarden. De dodo’s renden zo hard ze konden het bos uit, de dijk over en daar zagen ze wel honderd ganzen krioelend in het open veld. Ineens dachten ze weer aan hun moeder. Zou Giselle daar bij zijn? Giselle had de jonge dodo’s al lang vanuit de lucht gezien. Ze waggelde naar haar grote kinderen toe. Vol bewondering zei ze ‘jullie zijn nog veel groter geworden dan ik zelf ben’. Dat was waar. Ze waren bijna zo groot als een struisvogel.
Het broedseizoen was begonnen. Maar of de dodo’s ook zouden gaan broeden wist niemand. Aldebra hoopte van wel, en Giselle ook. Pas dan zouden ze weten of hun missie geslaagd was. Ze waren benieuwd of dit het begin was van een heel doodvolk.
Maar de dodo’s waren nog jong, te jong om al te gaan broeden. Ze speelden liever nog met elkaar.
Jozien Bos
Gemaakt door Pim Louwerse
