De Waal en de Sluis
Herinneringen aan de Waal en de sluis in Weurt (deel 1)
Toen ik in de jaren 60 met het schip van mijn vader en moeder over Waal voer zag ik als kind kijkend
vanaf een hoge kruk vanuit de stuurhut alle dorpen op afstand en achter de dijk aan mij
voorbijkomen. Zo kwam ik op de rivieren de Maas en de Waal langs vele dorpen en steden, die mij
toen niet veel zeiden.
Oké Nijmegen zei me wel iets. Daar zat ik later op het Sint Nicolaas Internaat en we lagen met het
schip daar vaak vlakbij. Namelijk in de haven van Weurt bij de zand- en grindcentrale ABC of soms
aan de werf de Gelria. En toen ik dus naar de basisschool ging in Nijmegen, mocht ik om de 2 weken
naar boord, zeker als we het weekend in Nijmegen of Weurt lagen. En soms met de trein naar
Rotterdam.
Zo ook nooit gedacht tijdens het voorbij varen aan Beuningen, met de mooie strandjes, dijk en
uiterwaarden, dat ik daar veruit het grootste deel van mijn leven zou komen te wonen. Eerlijk gezegd
had ik in mijn jeugdjaren nooit van Beuningen gehoord. Maar wél van Weurt! Weurt had toch iets
spannends voor mij.
Ofschoon ik me in vakanties aan boord nooit verveelde vond ik het leven op een schip toch soms een
beetje saai. Geen vriendjes om te spelen dus moest je jezelf maar vermaken. Als we stil lagen mocht
je buiten spelen op het schip of aan de wal. Vaak lagen daar bergen zand en grind dus genoeg te
doen. Als we voeren mocht ik wel in het ruim (zo noemen ze de ruimte waar de lading in ligt).
“Gewapend” met een bezem en een schop daalde ik de lange ladder dan af en kon ik aan de gang.
Eenmaal in het ruim gekomen, lag daar als overblijfsel van de afgeleverde lading nog veel zand en
grind. Die moest bij elkaar geveegd worden en dan wel graag netjes want als de volgende lading
kolen of graan was, dan moest ‘schoon’ ook écht schoon zijn. Wie wil er zand in zijn graan of stenen
tussen de kolen? En zo was je toch mooi een ochtend zoet als jongetje van 5, 6, 7 en 8 jaar.
Maar mijn moeder kwam op z’n tijd wél wat lekkers brengen via een emmer met een touw eraan die
ze dan liet zakken. En als mijn klus geklaard was dan was het wachten tot mijn vader een keer kwam
kijken. Mobiele telefoon was toen wel handig geweest trouwens. Nee, de afspraak was wachten tot
hij kwam, en dan pas de ladder op en heel voorzichtig via het gangboord (loopruimte rondom het
schip) naar de woning. Want we waren varende en dan was dat heel gevaarlijk. Je zou eens
buitenboord vallen.
Maar waarom was Weurt voor mij spannend als ik er aan terugdenk. Daar zijn meerdere redenen
voor. Ik vertel er alvast een.
Weurt had een sluis, altijd leuk, dan gebeurde er wat. Die dijken heb je op een gegeven moment als
kind wel gezien. Eén keer was het echt heel spannend en niet alleen voor mij maar ook voor mijn
ouders. We lagen in de sluis, gelukkig lag het schip diep geladen met vracht en dus laag in het water.
Mijn vader riep van voor op het schip of ik iets kon komen brengen. Als een haas rende ik door het
gangboord naar voren, maar oef daar lag wat olie op het ijzeren looppad of ben ik gestruikeld over
een bolder. Ik weet het niet meer. Wat ik wel héél goed herinner is dat ik overboord viel. Maakte een
koprol in het water en voordat iemand er erg in had dat ik in het water was gevallen, lag ik vanzelf
weer in het gangboord midden van het schip. Het geluk daarbij was dat ook in dit geval, het midden
van het schip soms bijna gelijk aan het water ligt. Dus eind goed al goed.
Waarom ik het verblijf rondom de sluis in Weurt verder nog heel spannend vond, lees je een
volgende keer.
Arnold van Zoest

