Zoals zoveel katholieke jongens zat ook ik in de jaren vijftig en zestig, net zoals mijn broer Hans, bij de welpen en verkenners. Bij de Sint Andriesgroep in Weurt. Tegenwoordig heet dat met een verzamelnaam scouting Vanaf 7 jaar ging je bij de Welpen om rond je elfde jaar te worden ‘overgezet’ naar de Verkenners. Grote jongens waren dat, in de ogen van een welpje met spillebenen. Net zoals bij de Welpen waren er ook bij de Verkenners verschillende groepen. Ik kwam bij de Arenden. Zo’n groep bestond uit 6 tot 7 jongens; er waren, als ik mij goed herinner, 3 groepen. Al snel schopte ik het tot GL. Niet vanwege mijn initialen, maar ik werd groepsleider.
Een paar jaar later, in 1966, werd binnen de Sint Andriesgroep, naast Welpen en Verkenners, een afdeling van de Rowans opgericht. Nog grotere jongens. Anno nu heten die ‘Explorers’. Je kon daar tot aan je 18e jaar lid van blijven. Als vanzelfsprekend werd ik ingedeeld bij de Rowans. Tenslotte was ik de verkenners ontgroeid. De Rowanafdeling werd RA154 genoemd. Sinds de landelijke start van de Rowans in 1954 waren er dus al 153 afdelingen in Nederland vóór ons opgericht. Wij waren met 7 of 8 jongens. Op de foto staan vlnr Maarten De Klein, leider Jan van Hest, Gerard Willems, Cor(rie) Aalbers, Henk Schiks, Hans de Klein (oudere broer van Maarten) en Jan Albers (gehurkt). De man rechts is mijn vader. Piet Schiks (oudere broer van Henk) en Fons Huiskens waren toen al 18 jaar geweest en staan niet op deze foto. Ikzelf hanteer de camera. Onze leiders waren Jan van Hest en Nol (Nulleke) Willems. We hadden ons eigen ‘honk’ (Koos Koets heeft die term van de scouting ‘geleend’) - de drie ramen op de foto - in de blokhut aan de Kerkstraat in Weurt. Elke zaterdag organiseerden we buitenactiviteiten. Soms gingen we een weekend weg. Zaterdags de tent op de fiets, rugzak om en dan fietsten we naar Noord-Limburg of Brabant.
Heel goed herinner ik me een weekend in Lieshout. Enkele kilometers boven Helmond. Toch ruim 3 uur fietsen. Aan de overkant van het Wilhelminakanaal sloegen we in het bos onze tenten op. Tegen de avond staken we via de kanaalbrug ‘de’ kanaal over en liepen door de Molenstraat naar het ‘centrum’ van Lieshout. De jacht op de Brabantse ‘durskes’ was geopend.
En toen stond zij daar: die Liessentse schone met lang blond haar in een kort zomerjurkje. Marianne Daniels heette ze en woonde aan de Molenstraat 19. We spraken af elkaar ’s anderendaags weer te zien. Later die zondag fietsten we weer naar huis. Vanaf de brug over ‘de kanaal’ zwaaide Marianne mij ten afscheid. Haar blonde lokken schitterden in de middagzon. Het was de eerste keer dat mijn hart op hol sloeg en de laatste keer dat ik haar zag. Ach, het zijn van die beelden die met een stalen spijker in je hart zijn gekerfd.